Vroeger, toen alles in orde was en ik jong en mooi, speelde ik op 1.e4 soms 1…a6. Een zet die niet bepaald voldoet aan de gouden regels van de opening. Engines heb ik de zet nooit zien doen.
Echt slecht is de zet overigens niet. Hij past in een Siciliaanse opzet, en ook anderszins komt hij uiteindelijk wel van pas.
Op zijn minst leidt 1…a6 tot verwarring bij de witspeler. Daar zit hem de kneep. De zet komt, hoewel 100% reglementair, haast beledigend over. Verliezen tegen iemand die zo’n waanzinnige openingszet speelt, dát doet pas pijn.
Anatoli Karpov verloor in 1980 tegen Tony Miles na 1.e4,a6. Daar was de toenmalige wereldkampioen niet blij mee. Zijn uitgebreide secondantenschare schijnt maandenlang bezig te zijn geweest de opening systematisch te ontmantelen.
Miles had er trouwens een handje van tegenstanders te tergen met absurde openingen. Hij speelde in 1996 tegen Eduard Gufeld na 1.e4 c6 2.d4 Pa6?! De volgende ochtend schreeuwde Gufeld bij het ontbijt twee uur lang naar Miles, hem ervan beschuldigend dat hij “het schaak kapotmaakte met zijn stomme ideeën”. Beiden hebben nadien geen woord meer gewisseld en zelfs een handdruk zat er niet meer in.
Dergelijk gedrag wil ik voorkomen. Er zijn grenzen aan fatsoen als het om een schaaktegenstander gaat.
Aan de andere kant, het blijft kriebelen. Michael Basman schreef een prachtig boek over 1..,a6 (‘Play the St. George’, Pergamon Press 1983), Steinitz werd er al in 1868 door verrast en er komen stellingen op het bord die je niet snel aantreft in de populaire boekenreeks “Play the …, move by move”.
Mocht u dus alsnog binnenkort 1…a6 tegen u krijgen in een onderlinge partij, de intentie is onschuldig. Ik wil niet irriteren, laat staan schofferen. Winnen, dat wél natuurlijk. En zegevieren na het ‘belachelijke’ 1…a6 blijft, ik geef het toe, een bijzonder aangename ervaring.
Ik ben benieuwd… Ik houd wel van passief tegenspel!